Latijnse naam: Solea Solea
Engelse naam: Common Sole
Tong is een langgerekte platvis die overdag ingegraven zit in het zand en ’s nachts op zoek gaat naar voedsel, het is een echte nachtjager. Hij heeft een gepigmenteerde zijde met onregelmatig vlekken en stippen. Zijn ogen zitten beiden aan de rechterkant van het lichaam. Tong wordt maximaal 70 cm.
Tong in de Noordzee wordt gevangen van april tot oktober. Aan het einde van de winter draagt hij veel kuit mee. Hij paait in het vroege voorjaar in de zuidelijke Noordzee op diepten van 20 tot 50 meter. De eieren en larven leven vrij zwevend in het water. Bij een lengte van 12-14 mm gaat jonge tong naar de bodem. De voortplantingsperiode ligt tussen april en juni. Daarna moet de tong aansterken, in augustus is tong op z’n best, lekker dik, dus met een mooi fileerrendement. Tong zwemt in de winter naar dieper water en stopt dan met eten. In het warmere jaargetijden is de vis heel actief.
Het voedsel voor tong zijn schelpjes, garnalen, zagers en zeepieren.
Tong komt voor in het noordoosten van de Atlantische Oceaan en in de Noordzee. In strenge winters trekt de tong naar plaatsen waar de zeebodem het warmst blijft. De Waddenzee is een belangrijke kinderkamer voor jonge tong.
Smaak
Tong is stevig en tegelijkertijd zacht en sappig. Het gare vlees smaakt romig en ondanks de zachte structuur valt het niet snel uit elkaar. Tong is daarmee een geliefde restaurantvis voor delicate gerechten.