Vissers met respect voor de zee

Vind uw Goede Visser !

Japanse Oester

Latijnse naam: Crassostrea Gigas
Engelse naam: Pacific Oyster, Giant Oyster or Japanese Oyster
Franse naam: Creuse

De Japanse oester komt van nature voor in de Stille oceaan bij Japan en Oost-Rusland. In onze wateren is het een exoot, een soort die hier van oudsher niet thuishoort, maar door mensen geïntroduceerd is. Omdat deze oester snel groeit, weinig last heeft van ziektes en goed smaakt wordt hij veel gekweekt. Zowel de eenvoudige Franse Fine de Claire als de luxe Gillardeau zijn 'creuses', oftewel Japanse oesters. De in Zeeland gekweekte Japanse oester wordt ook wel de Zeeuwse creuse genoemd.
De platte oester (ook wel Atlantische oester), die van oorsprong delen van de bodem van de Noordzee en Waddenzee bedekte, is lang voor de introductie van de Japanse oester verdwenen en komt in Nederland alleen nog voor in Zeeuwse kwekerijen. De Japanse oester neemt misschien gedeeltelijk de plaats in van de eerder verdwenen Platte oester, maar is wel een heel andere soort. Hij kan zich makkelijk vestigen op kokkelvelden en mosselbanken maar ook op de zachte ondergrond van de Waddenzee en vormt daar nieuw 'hard substraat' waarop verschillende planten en dieren een leefplek vinden .

Japanse oesters eten net als andere schelpdieren door plankton uit het water te filteren. Maar ze eten ook onder andere larven van schelpdieren en dus ook hun eigen larven. De filtercapaciteit is wel veel groter dan van mosselen en kokkels en de oesterlarven lijken beter in staat om zich te beschermen dan andere schelpdierlarven. De Japanse oesters hebben zodoende een concurrentievoordeel ten opzichte van mossel en kokkel.

De Japanse oester heeft een bolle onderschelp en een plattere deksel, de vorm is grillig en de oesterranden zijn erg scherp. Een volwassen oester is gemiddeld tussen de 8 tot 15 cm groot, soms met uitschieters van 40 cm. Een oester is afwisselend mannelijk of vrouwelijk, afhankelijk van de voedingsomstandigheden en de watertemperatuur.

De voortplanting vindt plaats in juni, juli en augustus. Mannelijke oesters geven zaadcellen af die vervolgens door vrouwelijke oesters uit het water worden opgenomen. Na enkele weken komen er miljoenen larven uit de schelp, het zogenoemde 'melken'. Na enkele weken komen er miljoenen larven uit de schelp. De larfjes zakken naar beneden en hechten zich vast aan de bodem, meestal aan bestaande oesterbanken en groeien in 2 tot 3 jaar weer uit tot een oester.

Smaak
Rauw oestervlees is zacht, fris en ziltig. De smaak wordt bepaald door het water waar die in is opgegroeitopgegroeid, naast het zoutgehalte is ook de voedselrijkdom en planktonsamenstelling van belang. Door de oester regelmatig om te keren wordt het vlees steviger van textuur. Japanse oester kun je zowel rauw als bereid eten. In de voortplantingsperiode, van juni tot en met augustus worden ze magerder en slapper. Oesters met 'melk' zijn vet en romig van smaak.