Latijnse naam: Chelon Labrosus
Engelse naam: Grey Mullet
In het noordoostelijk deel van de Atlantische oceaan komen drie soorten harder voor: diklipharder (thick-lipped grey mullet), dunlipharder en goudharder. In de Waddenzee en langs de Noordzeekust zijn de meeste harders diklipharders. In Zeeland en het IJsselmeer komen vooral veel dunlipharders voor. En in het Haringvliet komen alleen dunlipharders voor.Harders in de Noordzee worden na 9-11 jaar volwassen, in tegenstelling tot de harder in het Middellandse zeegebied die na 2- 3 jaar al geslachtsrijp is. Diklipharders paaien in Britse wateren van januari tot mei en in het Middellandse zeegebied van november tot juni. Ze paaien in open water, de eitjes worden uitwendig bevrucht en migreren na het uitkomen naar brak water.
Harders voeden zich met fytoplanton, zoöplanton en afval (dood dierleven). Ze ‘grazen’ de zandbodem af en laten zo duidelijke sporen na die op drooggevallen stukken in de getijdenzone te zien zijn. Ze vermijden troebel water en zijn dus afhankelijk van de windrichting op bepaalde plaatsen te vinden.
Diklipharder komt voor aan de oostkant van de Atlantische oceaan van Scandinavië en IJsland tot in het zuiden bij Senegal en Kaapverdië. Ze komen ook voor in de Middellandse Zee, Adriatische Zee en in het zuidwesten van de Zwarte Zee.
Harders komen meestal tussen mei en juni in het Waddengebied terug vanuit de Noordzee en vertrekken rond oktober weer terug naar open zee.
Smaak
Diklipharder uit de Waddenzee is een delicate vis en fijn van smaak. De visgrond bepaald de smaak door wat de vis eet. Op het wad kan de harder lekker grazen van de bodem op algen, wier en resten in de ongerepte natuur.